Grondslagen voor waardering
Wettelijke voorschriften
De gehanteerde waarderingsgrondslagen zijn in overeenstemming met het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Spelregels over waardering en afschrijvingsbeleid zijn vastgelegd in de ‘Financiële verordening gemeente Laarbeek 2014’ (in werking tot en met 30 juni 2019) en in de ‘Financiële verordening Gemeente Laarbeek 2019’ (van kracht per 1 juli 2019).
Vaste Activa
Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa (artikel 33 BBV).
Immateriële vaste activa
Op grond van artikel 34 BBV worden in de balans onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
a. Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio
b. Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief;
c. Bijdragen aan activa in eigendom van derden.
De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- c.q. vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Eventuele van derden verkregen specifieke investeringsbijdragen worden in mindering gebracht op het geactiveerde bedrag.
Eventuele afsluitkosten van opgenomen geldleningen worden afgeschreven in de looptijd van de betrokken geldlening. De afschrijvingstermijn wordt maximaal gelijk gesteld aan de looptijd van de lening.
De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden in 5 jaar afgeschreven. Het activeren van kosten van onderzoek en ontwikkeling als immaterieel actief is alleen toegestaan onder een aantal voorwaarden:
- de gemeente heeft de intentie het actief te gebruiken of te verkopen;
- de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien staat vast;
- het actief zal in de toekomst economisch of maatschappelijk nut genereren;
- de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen kunnen betrouwbaar worden vastgesteld.
De afschrijving van de geactiveerde kosten van onderzoek en ontwikkeling vangt aan bij ingebruikneming van het gerelateerde materiële vast actief.
Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd indien aan de volgende vereisten is voldaan:
- er is sprake van een investering door een derde;
- de investering draagt bij aan een publieke taak;
- de derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals overeengekomen;
- de bijdrage kan door de gemeente worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.
Bijdragen aan activa van derden zijn gewaardeerd tegen het bedrag van de verstrekte bijdragen, verminderd met afschrijvingen. Deze bijdragen worden afgeschreven in een termijn die (maximaal) gelijk is aan gebruiksduur van het actief bij derde.
Materiële vaste activa
Artikel 35 BBV schrijft voor dat in de balans onder materiële vaste activa afzonderlijk worden opgenomen:
a. investeringen met een economisch nut;
b. investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
c. investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.
Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.
Zolang gronden nog niet gekwalificeerd worden als bouwgrond in exploitatie, staan deze op de balans onder materiële vaste activa als ‘strategische gronden’. Deze worden gewaardeerd op basis van de verkrijgingsprijs of duurzaam lagere marktwaarde (onder de huidige bestemming).
Investeringen met een economisch nut
Investeringen met een economisch nut zijn investeringen in zaken die verhandelbaar zijn en/of kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. Deze investeringen zijn tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs gewaardeerd.
Specifieke investeringsbijdragen van derden, zoals investeringssubsidies en andere bijdragen van derden, worden op de desbetreffende investering in mindering gebracht. In die gevallen wordt op het saldo afgeschreven.
Investeringen worden vanaf het jaar volgend op ingebruikneming/gereedkomen lineair en incidenteel annuïtair afgeschreven in de verwachte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele restwaarde. De afschrijvingstermijnen zijn gebaseerd op de door de gemeenteraad vastgestelde "Financiële verordening gemeente Laarbeek 2014".
In afwijking op de reguliere afschrijvingstermijnen wordt op ‘oude armaturen’ versneld afgeschreven. Conform raadsbesluit dd. 15 maart 2018 (1e Financiële bijstelling 2018, onderdeel Beleidsplan ‘Licht in de openbare ruimte’) zou voor desbetreffende investeringen een afschrijvingstermijn gehanteerd van 5 jaar worden. Conform raadsbesluit dd. 8 november 2018 (Programmabegroting 2019. Onderdeel Openbare verlichting, p.37) is de afschrijvingstermijn verlengd naar 12 jaar.
Investeringen onder de € 10.000 worden niet geactiveerd maar in één keer ten laste van de exploitatie gebracht.
Op grondbezit met economisch nut (buiten de openbare ruimte) wordt niet afgeschreven.
De in erfpacht uitgegeven percelen zijn gewaardeerd tegen de uitgifteprijs (dit is de waarde die bij eerste uitgifte als basis voor de canonberekening in aanmerking is genomen). Percelen waarvan de erfpacht eeuwigdurend is afgekocht zijn tegen een geringe registratiewaarde opgenomen.
Investeringen met economisch nut waarvoor heffing geheven kan worden
Investeringen waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing in rekening gebracht kan worden, worden in een afzonderlijke categorie gepresenteerd. Het gaat om de investeringen in riolering. Bedragen die via het riooltarief gespaard zijn voor vervanging zitten in een voorziening. Deze voorziening wordt, voor zover die toereikend is, gebruikt om investeringen in riolering af te boeken.
Investeringen in de openbare ruimte met uitsluitend een maatschappelijk nut
Investeringen met een maatschappelijk nut zijn investeringen in de openbare ruimte. Deze investeringen zijn niet verhandelbaar en/of kunnen niet bijdragen aan het genereren van middelen.
Met ingang van het boekjaar 2017 is het op basis van een BBV-wijziging verplicht om investeringen met maatschappelijk nut te activeren en over de verwachte toekomstige gebruiksduur af te schrijven. Deze verplichting geldt alleen voor investeringen die vanaf 2017 zijn gedaan. Voor investeringen van vóór 2017 blijven de destijds geldende grondslagen bestaan.
Voor investeringen die zijn gedaan vóór 2017 is het uitgangspunt bij investeringen met maatschappelijk nut dat deze niet geactiveerd worden, maar rechtstreeks ten laste van de exploitatie gebracht worden. De lasten van deze investeringen worden dus in één keer genomen, tenzij de financiële positie het niet toelaat. Dan mogen deze investeringen geactiveerd worden en wordt er vervolgens op afgeschreven. De boekwaarden van investeringen met maatschappelijk nut van vóór 2017 moeten dus nadrukkelijk als nog te dekken investeringsrestanten worden gezien.
Afschrijving van investeringen met maatschappelijk nut vindt in beginsel lineair plaats. In uitzonderingssituaties kan resultaatafhankelijke afschrijving worden toegepast.
Om deze wijziging in beeld te houden is, zoals voorgeschreven in het BBV, in de toelichting op de activa een onderscheid gemaakt in het verloop van activa met maatschappelijk nut vóór 2017 en vanaf 2017.
Financiële vaste activa
Op grond van artikel 36 BBV worden in de balans onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
a. Kapitaalverstrekking aan:
1. deelnemingen;
2. gemeenschappelijke regelingen;
3. overige verbonden partijen;
b. Leningen aan:
1. openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering decentrale overheden;
2. woningbouwcorporaties;
3. deelnemingen;
4. overige verbonden partijen;
c. Overige langlopende leningen;
d. Uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;
e. Uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetype looptijd van een jaar of langer;
f. Overige uitzettingen met een rentetype looptijd van een jaar of langer.
Van een deelneming is sprake (artikel 1, lid e BBV) als de gemeente participeert in het aandelenkapitaal van een NV of BV.
Kapitaalverstrekkingen aan gemeenschappelijke regelingen en leningen u/g worden gewaardeerd tegen de nominale waarde onder aftrek van eventuele aflossingen. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht.
De term kapitaalverstrekking wordt zowel gebruikt voor de participatie in risicodragend (eigen) vermogen (aandelenkapitaal, stichtingskapitaal e.d.) als voor de verstrekking van financieringsmiddelen aan verbonden partijen in de vorm van vreemd vermogen. In die laatste gevallen gaat het doorgaans om flexibele financieringsvormen zonder vast aflossingsstramien.
Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Mocht de marktwaarde van de aandelen structureel tot onder de verkrijgingsprijs dalen dan zal afwaardering plaatsvinden naar lagere marktwaarde. Voor risico’s wordt een voorziening gevormd.
Het begrip rentetypische looptijd verdient een toelichting. Het gaat bij dit begrip om de definitie vanuit de Wet fido en is ingegeven door beheersing van renterisico's. De definitie luidt: het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningsvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening beïnvloedbare constante rentevergoeding. Voor een uitzetting die een looptijd kent van tien jaar met een vaste rente, geldt dat deze altijd als vast activum dient te worden opgenomen ook al resteert er minder dat 1 jaar van de oorspronkelijke looptijd.
Vlottende Activa
Voorraden
Conform artikel 38 BBV worden onder de voorraden afzonderlijk opgenomen:
- Grond- en hulpstoffen;
- Onderhanden werk, waaronder bouwgronden in exploitatie;
- Gereed product en handelsgoederen;
- Vooruitbetalingen.
De grond- en hulpstoffen worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Incourante voorraden worden afgewaardeerd naar marktwaarde.
De als onderhanden werk opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigings-prijs, dan wel de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijp maken), alsmede een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en de administratie- en beheerskosten.
Voor winstneming wordt de percentage of completion methode gehanteerd: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd kan tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst worden genomen. Hiervoor moet het resultaat op de grondexploitatie wel op betrouwbare wijze kunnen worden ingeschat.
Indien aan de volgende voorwaarden is voldaan, bestaat er voldoende zekerheid om winst te kunnen nemen:
1. Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat;
2. De grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht;
3. De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie gerealiseerd).
Indien verlies wordt verwacht is het voor het volledige bedrag van het verwachte verlies een voorziening op nominale waarde getroffen die in mindering is gebracht op de waardering van het onderhanden werk.
De voorraden gereed product worden gewaardeerd tegen de kostprijs of tegen de marktwaarde indien de marktwaarde lager is dan de kostprijs. Dat laatste doet zich met name voor indien voorraden incourant worden. De kostprijs bestaat uit de verrekenprijzen van grond- en hulpstoffen en de loon- en machinekosten die aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.
Vorderingen en overlopende activa
De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Jaarlijks wordt de kwaliteit van de vorderingen beoordeeld. Als sprake is van verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. De voorziening wordt statisch bepaald op basis van geschatte inningskansen. Periodiek wordt de administratie opgeschoond, dat wil zeggen dat vorderingen die oninbaar blijven te zijn, worden afgeboekt.
Liquide middelen en overlopende posten
Deze activa worden tegen nominale waarde opgenomen.
Vaste Passiva
Eigen Vermogen
De reserves zijn onderverdeeld in de algemene reserves en bestemmingsreserves.
De reserves worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Bestemmingsreserves ter dekking van kapitaallasten: afgezonderde middelen ter dekking van de kapitaallasten van investeringen (bruto-activering). In het verleden genomen investeringsbeslissingen met als dekking een gemeentelijke reserve worden via deze fondsen administratief afgewikkeld.
Bestemmingsreserves egalisatiereserve: schommelingen op bepaalde technische c.q. bedrijfsmatige begrotingsonderdelen van de begroting worden via afzonderlijke egalisatiereserves afgewikkeld. Dit om de bestuurlijke afweging– en allocatiefunctie van de begroting te “vrijwaren” van fluctuaties van bedrijfstechnische aard. Dit betreft met name (meerjarig) wegenonderhoud en de vervanging van bedrijfsmiddelen.
De instelling en werking berust op bestuurlijke besluitvorming, die jaarlijks wordt geconcretiseerd in de begroting en jaarrekening. Behoudens beleidswijziging zijn deze middelen niet vrij aanwendbaar.
Voorzieningen
Voorzieningen worden op grond van artikel 44 BBV gevormd door:
- verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op balansdatum onzeker is doch redelijkerwijs te schatten;
- bestaande risico's op balansdatum ter zake van verplichtingen of verliezen waarvan de
omvang redelijk te schatten is;
- kosten die in een volgend begrotingsjaar worden gemaakt maar de oorsprong hebben in
het begrotingsjaar of een eerder begrotingsjaar en de voorziening strekt tot
kostenegalisatie;
- de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt
geheven als bedoelt in artikel 35, eerste lid onder b BBV.
Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen als bedoelt in artikel 49, onderdeel b BBV (de van de Europese en Nederlandse overheidslichamen ontvangen voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren).
Voorzieningen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Uitzondering hierop is de voorziening pensioenverplichting voor wethouders.
De voorziening Pensioen- en wachtgeldverplichting is voor het gedeelte dat betrekking heeft op voormalige collegeleden berekend op actuariële waardebasis, uitgaande van de contante waarde van toekomstige uitkeringsverplichtingen. Door waardering tegen contante waarde kunnen kosten tegen de dan gelden prijzen worden gedekt.
Bij de materiële vaste activa is aangegeven dat investeringen waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing in rekening gebracht kan worden in een afzonderlijke categorie gepresenteerd worden. Dat geldt ook voor de bijbehorende voorziening. Deze voorziening wordt, voor zover die toereikend is, gebruikt om investeringen in riolering af te boeken.
Vaste schulden
Vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rentetypische looptijd van een jaar of langer.
Vlottende Passiva
De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde en bestaan uit:
- netto vlottende schulden met een rentetypische looptijd korter dan een 1 jaar;
- overlopende passiva
Borg- en garantiestellingen
Voor zover leningen door de gemeente gewaarborgd zijn, is buiten telling het totaalbedrag van de geborgde schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen. Het totaalbedrag wordt onderaan de balans afzonderlijk gepresenteerd. Nadere informatie is opgenomen in de toelichting op de balans, onder ‘Niet uit de balans blijkende verplichtingen’.